Tel: 045-572 76 95
E-mail: info@logopedievanwersch.nl

Spraak

Spraak, het vermogen tot spreken. Wanneer iemand problemen heeft met de spraak is deze soms slecht of niet verstaanbaar voor zijn omgeving…..

De spieren van lippen en tong verzorgen de spraak (articulatie). De meest voorkomende stoornissen van de spraak zijn:

  • Interdentaal, addentaal of lateraal spreken waarbij bepaalde klanken met de tong tussen of tegen de voortanden of zijwaarts tussen de kiezen worden uitgesproken.
  • Stotteren is een spraakstoornis waarbij het vloeiende verloop van de spraakbeweging gestoord is. Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms worden ze er met veel spanning uit geperst. Daarnaast kunnen bij het stotteren begeleidende symptomen voorkomen. Voorbeelden zijn meebewegingen in het gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de adem, transpireren en spanning. Naast deze zichtbare en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen symptomen. Vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken. Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren.
  • Spraakontwikkelingsstoornissen (klanken weglaten of vervangen door andere klanken).
  • Algemene articulatiestoornissen zoals het niet goed kunnen uitspreken van een bepaalde klank (bijvoorbeeld de r).
  • Verbale dyspraxie, dit komt zowel bij kinderen voor als bij volwassenen. Dit is een stoornis in het besturen van de spraakspieren, waardoor klanken niet zo worden uitgesproken als ze zijn bedoeld.
  • Een hersenziekte kan het spraakvermogen aantasten (Parkinson).
  • Na een hersenbloeding, een herseninfarct of een hersenbeschadiging (na een ongeval) kan een dysartrie ontstaan. Hierbij heeft men moeite met het juist uitspreken van woorden en klanken.
  • Bij kinderen met een aangeboren gehemelte- of lipspleet (schisis) is de spraak vaak minder verstaanbaar. Doordat het gehemelte niet goed kan worden opgetrokken, ontsnapt bij spreken te veel lucht door de neus. Door vervorming van de lip of door een lipspleet lukt de uitspraak van sommige klanken (zoals b, p en m) soms niet goed.
  • Ook zonder vervormingen aan het gehemelte wordt het gehemelte soms niet goed opgetrokken, waardoor er te veel lucht ontsnapt bij spreken. Er is dan sprake van hypernasaliteit. Wanneer geen of te weinig gebruik wordt gemaakt van de neusweg bij het spreken, is er sprake van hyponasaliteit.

De therapie richt zich hierbij op het verbeteren van de spraak middels diverse methodieken.